Asteroïden ofwel planetoïden zijn grotere en kleinere rotsblokken die als een 'gordel' tussen Mars en Jupiter een baan rond de Zon beschrijven. De planetoïden vormen de overgangszone tussen de aardachtige en de reuzenplaneten. Toen Titius en Bode in 1770 de afstanden tot de planeten in een getallenreeks samenvatten was het nog onbekend welk object zich op 2.8 AE van de Zon zou bevinden. In de nieuwjaarsnacht van 1800 ontdekte Giuseppe Piazzi een sterachtig object, dat zich elke nacht iets verder aan de hemel verplaatste: de eerste planetoïde was ontdekt. Deze kreeg de naam Ceres. Op de open plaats in de reeks van Titius-Bode kon bij 2.8 AE nu het woord planetoïden (= kleine planeten) worden ingevuld.

 

Eros

 

Gaspra

 

De diameters van dergelijke objecten variëren van 1 tot 1.000 kilometer, waarbij de grotere meer bolvormig zijn en de kleinere onregelmatiger van vorm. Twee groepen planetoïden beschrijven dezelfde baan als Jupiter. Het zijn de Trojanen die, gezien vanaf de Zon, ongeveer 60° voor en achter deze planeet lopen. Het aantal planetoïden wordt op enkele tienduizenden geschat, waarvan er tot nu toe ruim drieduizend bekend zijn.

Vele hebben namen gekregen van personen uit de Griekse mythologie, maar ook bekende Nederlandse astronomen, zoals Kapteyn en Van der Kamp, zijn geëerd met planetoïden waaraan hun naam verbonden werd

 

Planetoïde 243 Ida

 

Een mozaïek van 5 foto's genomen door de Galileo ruimtesonde in augustus 1993 vormen dit beeld van planetoïde 243 Ida, die 55 km lang is. De kleinst zichtbare details zijn kraters en stenen variërend van 30 tot 150 m in doorsnede.