Sterrenstelsels bestaan uit miljarden sterren die door zwaartekracht bijeen gehouden worden. De sterren bewegen in banen om de kern van het stelsel. Met een telescoop kan men deze objecten als nevelachtige vlekken zien. Het bekendste voorbeeld van een sterrenstelsel is de Melkweg: het stelsel waarin wij ons met het zonnestelsel bevinden.

Sterrenstelsels hebben enorme afmetingen. Ons melkwegstelsel heeft een doorsnede van 100.000 lichtjaar. De Zon bevindt zich op ongeveer 30.000 lichtjaar van de kern. Omdat het kerngebied sneller draait dan de rand, zijn er mooie spiraalarmen ontstaan. Men vermoedt dat de kernen van sterrenstelsels gevormd worden door zwarte gaten. De materiedichtheid en zwaartekracht in zwarte gaten zijn zo groot dat zelfs licht er niet uit kan ontsnappen.

Vanwege de grote afstand tot andere sterrenstelsels heeft het lang geduurd voordat men er afzonderlijke sterren in heeft kunnen ontdekken. In 1987 werd er in het stelsel de Grote Magelhaense Wolk een supernova-uitbarsting (exploderende ster) waargenomen.

Sterrenstelsels kunnen op grond van hun vorm in drie klassen ingedeeld worden : elliptisch, spiraalvormig en onregelmatig gevormd. Hieronder volgt een aantal voorbeelden van sterrenstelsels.

 

Messier 87, een elliptisch stelsel.

 

 Messier 74, een spiraalvormig stelsel.

 

Een onregelmatig stelsel.